Lange tijd was de elektriciteitsvoorziening in de stad Utrecht een particuliere aangelegenheid. Bedrijven leverden aan zichzelf en hooguit aan enkele buren om er elektrische motoren op te laten draaien. Pas in de 20ste eeuw kwam daar verandering in. Het leidde tot de komst van elektriciteitscentrales Merwedekanaal en Lage Weide én het hoogste bouwwerk van de stad Utrecht (inderdaad, nog hoger dan de Domtoren).
Lokale elektriciteitsvoorziening bereikte in 1905 de stad Utrecht door de bouw van een centrale in de Nicolaas Beetsstraat. Aan de Buntlaan in Driebergen stond rond die tijd ook een elektriciteitscentrale.
Nederland was in vergelijking met Duitsland erg laat met de industrialisatie. De windmolens bleven lang een goedkope aandrijfkracht. Daarnaast waren de gemeentelijke gasfabrieken leverancier voor gas voor verlichting en gasmotoren. Pas rond 1920 werden de eerste initiatieven genomen waarbij de overheid een centrale rol als leverancier ging spelen. Elektriciteit had zich inmiddels als veilige en goedkope energiedrager bewezen.
Oprichting van de PEGUS
De provincie had zo zijn eigen plannen voor een nieuwe centrale en ook de stad Utrecht dacht aan uitbreiding van haar capaciteit. De twee besloten de krachten te bundelen en rond 1922 richtten ze samen het Provinciale en Gemeentelijk Utrechts Stroomleveringsbedrijf NV op, kortweg PEGUS. Onder de naam Provinciale Utrechtse Elektriciteits Maatschappij (PUEM) werd de stroomlevering in de provincie opgezet met hoogspanningskabels, transformatorhuizen en huisaansluitingen. De centrale Nicolaas Beetsstraat in Utrecht werd als eerste uitgebreid. De gemeente Utrecht bleef de stroomlevering leveren via haar eigen bedrijf, het Gemeentelijk Electriciteits- en Trambedrijf Utrecht (GETU).
De plannen voor een nieuwe gezamenlijke productie-eenheid aan het Merwedekanaal, waar beide partijen grond hadden, leidde in 1925 tot de opening van de PEGUS-centrale aan de nieuw aangelegde 1e Industriehaven te Utrecht. In 1925, na de inbedrijfstelling van de Centrale Merwedekanaal, werden alle kleine centrales in de provincie stilgelegd. In 1940 telde de centrale Merwedekanaal al drie eenheden.
Nieuwe centrale Lage Weide
De Wederopbouw zorgde al in 1956 voor een elektriciteitsconsumptie die om een nieuwe centrale vroeg. Tegenover de oude centrale aan de inmiddels Amsterdam-Rijnkanaal geheten waterweg kwam daarom centrale Lage Weide. Deze begon ook met één eenheid, maar werd in de jaren daarna uitgebreid tot drie eenheden, elk met een eigen schoorsteen.
Beide productielocaties – die zich niet beperkten tot elektriciteitsaanlevering, maar ook al vlug stadsverwarming op zich namen – zijn nog steeds in bedrijf, alleen functioneren ze inmiddels wel met een geheel andere installatie. Gas als brandstof heeft met nieuwe generatoren immers een hoger rendement. Huidig eigenaar Eneco gaat binnenkort bij centrale Lage Weide een BioWarmte Installatie in gebruik nemen, een duurzame stap vooruit voor de stadsverwarming, in Utrecht haar hoofdactiviteit geworden. De 150 meter hoge schoorsteen van centrale Lage Weide is het hoogste bouwwerk van de stad Utrecht, ze blijft hoger dan de geplande woontorens in Leidsche Rijn van 140 meter, en – precies, ze is veel hoger dan de bijna 113 meter hoge Domtoren.
De serie beperkt zich tot nog bestaande getuigen van industrialisatie in de provincie.