Historie USINE, de jaren 1985 en 1995 zijn de start.
De industrialisatie van Nederland bereikte haar hoogtepunt in de jaren 1960. Daarna liep het door de hogere loonkosten in ons land terug. In de jaren 1980 was de afbraak van fabrieksgebouwen volop bezig. De belangstelling voor behoud van industrieel erfgoed kwam langzaam op gang: ‘monumenten van nijverheid en industrie’.
Industrieel erfgoed kent vele gedaanten en is daardoor bijzonder.
Industriële archeologie, het begon in 1985
In Utrecht werd al in 1985 een werkgroep voor industriële archeologie opgericht, de WIAU. In hetzelfde jaar verscheen bij uitgeverij Matrijs het eerste boekje over industrieel erfgoed in de stad Utrecht ‘Sporen van Bedrijvigheid’, inmiddels een collectors item.
Initiatiefnemer van de WIAU was Peter Nijhof, de ‘pilgrim father’ van de industriële archeologie in Nederland (en broer van huidige voorzitter van USINE, Erik Nijhof). In de werkgroep was een opvallend aantal leden actief die later een meer of minder belangrijke rol in de monumentenwereld zou gaan spelen. Weliswaar ging veel tijd verloren met het oeverloos discussiëren over de lay-out van een inventarisatieformulier, maar er werden ook leuke dingen gedaan, waaronder excursies naar inmiddels verdwenen industriële complexen, zoals de Ceramique in Maastricht. Het grootste succes van de WIAU was ongetwijfeld de tentoonstelling ‘Uitgewerkt’ in het informatiecentrum onder het Vredenburg, waarvoor met name van de kant van Utrechtse wethouders veel interesse was.
De belangstelling voor industrieel erfgoed bestond toen nog niet zo lang; dat je oude fabrieken mooi kon vinden, en zelfs waardevol, was toen nog iets geheel nieuws. Extra aandacht in de tentoonstelling was er voor het Hooghiemstra-complex, dat toen op de nominatie stond om gesloopt te worden. Tijdens een extra gemeentelijke hoorzitting bracht de WIAU op overtuigende wijze een aantal argumenten naar voren waarom dit ‘chateau d’ industrie’ niet gesloopt mocht worden. Dit, en het feit dat er een stichting was die – gesteund door de Triodosbank – van het gebouw een bedrijvencentrum wilde maken, hebben er uiteindelijk voor gezorgd dat Hooghiemstra is blijven bestaan.
De rol van de WIAU was cruciaal, want genoemde stichting wilde aanvankelijk alleen de nieuwe vleugel benutten, het ‘chateau’ zou plaats moeten maken voor een parkeerplaats. Uiteindelijk is de WIAU als een nachtkaars uitgegaan, maar voor de bewustwording van de waarde van industrieel erfgoed is ze zonder meer belangrijk geweest. En het behoud van zo’n belangrijk en succesvol industrieel monument als Hooghiemstra mag geheel op haar conto worden bijgeschreven.
Oprichting van stichting USINE in 1995
In 1995 is in het (toenmalige) Utrechts Waterleiding Museum de strijd voor industrieel erfgoed nieuw leven ingeblazen met de oprichting van USINE. Dit mede doordat 1996 het ‘Jaar van het Industrieel Erfgoed’ ging worden.
Willem van den Broeke en Bert van Holst behoorden tot de initiatiefnemers, maar ook huidig voorzitter Erik Nijhof was daarbij aanwezig. De directeur van het waterleidingmuseum en ook conservator van het Centraal Museum, Jos de Meyere, zou later Van den Broeke opvolgen als voorzitter van USINE. De nieuwe stichting profileerde zich als provinciale organisatie. In zaken betreffende het industrieel erfgoed ontwikkelde USINE zich als een serieuze gesprekspartner.
De stichting gaf zelfs een eigen bulletin uit (De Fabriek, onder redactie van Jan van Es en Bert van Holst), maar dat laatste bleek uiteindelijk niet te handhaven. Toen Jos de Meyere in 2005 terugkeerde naar zijn geboorteland België nam Erik Nijhof de voorzittershamer over. Hans Buiter, Jacques Geel, Paul Brusse, Mathijs Witte, Freek Labots en Fred Oosterhuis zijn ook actief geweest in het bestuur.
USINE heeft ook een rol gespeeld bij de oprichting van Siesta, de Stichting voor Industrieel Erfgoed in de Stad Amersfoort, in 2004. Onder de enthousiaste en niet aflatende leiding van Joke Sickmann heeft Siesta in korte tijd belangrijke successen behaald in het Amersfoortse.