Warner Jenkinson blijft veranderen. Fabrieken zijn altijd gebruiksvoorwerpen geweest, alleen hele grote. Net als de machines en het productieproces worden ze aangepast naar de stand van de techniek. Zoals een stoomluciferfabriek een producent van kleurstoffen werd. Dat is in Amersfoort te zien.
De initiatiefnemers van Stoomlucifersfabriek De Eem waren J. Beuker uit Zeist en A. van der Valk uit Den Haag. De fabriek lag in 1881 aan de rivier de Eem en relatief nog ver buiten de bebouwde omgeving. Het was in die tijd de eerste chemische fabriek van Amersfoort. Het bedrijf beschikte over een stoomketel en twee stoommachines en er werkten tot 80 mensen die er wekelijks tot 50.000 doosjes lucifers maakten. De fabriek is slechts vierenhalf jaar in bedrijf geweest. Eind 1887 ging De Eem met andere lucifersfabrieken samen onder de naam NV Verenigde Nederlandse Lucifersfabrieken (VNLF). Het nieuwe bedrijf vestigde zich in Eindhoven.
In de Amersfoortse gebouwen kwam vervolgens kleurstoffenfabriek Pick, Lange en Co. Het was de eerste buitenlandse vestiging van deze van origine Duitse firma. Het bedrijf zou tot 2001 kleurstoffen blijven maken, alleen met andere eigenaren. Kleurstoffen voor de textielindustrie was de specialiteit. In 1902 ging het bedrijf verder onder de naam Chemische Fabriek Amersfoort, met de hoofdzetel in Amsterdam. Vele overnames en bedrijfswijzigingen volgden, al na twee jaren werd de naam van de fabriek NV Farbwerk Amersfoort. Onder leiding van technisch directeur Otto en financieel directeur Zweers legde het bedrijf zich na 1918 toe op het maken van kleurstofcomposities. Ingekochte pigmenten werden daarvoor gemengd, versneden en versmolten. Er vond dus geen werkelijke productie plaats. De basisproducten kwamen onder andere uit Nederlands Oost-Indië.
In de loop der jaren paste het bedrijf gebouwen aan om nieuwere technieken en bedrijfsprocessen, van een geschikte ruimte te voorzien. Gestaag werd het bedrijf ook uitgebreid. NV Farbwerk Amersfoort startte in 1946 werd zelf met de kleurstoffenproductie. De installatie bestond uit nieuwe roerkuipen van het hout uit de oude roerkuipen. De eerste elektromotoren deden hun intrede, zodat de stoommachine kon worden afgedankt.
De productie van levensmiddelenkleurstoffen groeide voorspoedig en nieuwe productgroepen werden toegevoegd, zoals inkten en markeringsproducten voor vloeibare brandstoffen en reinigingsmiddelen. In de jaren 1950 was het aantal installaties uitgegroeid tot vier. Na een ‘joint venture’ in 1961 met het Engelse Williams is de fabriek in 1967 fors uitgebreid. De nieuwere vleugels van de fabriek staande aan de Eem zijn uit die tijd. In datzelfde jaar 1967 nam de Amerikaanse Morton Chemical Company de kleurstoffenfabriek over als ook de oude Viruly fabriek aan de Kleine Koppel. Rond 1980 had de Amersfoortse vestiging 125 werknemers en een omzet van 40 miljoen gulden. Na die jaren werden de milieuproblemen ongewenst.
Tot 2001 is het bedrijf blijven bestaan, al die tijd een fabriek voor kleurstoffen. De laatste eigenaar, het Engelse Warner Jenkinson, verplaatste in 2001 de productie naar Mexico. De opstallen werden gekocht door Heijmans Vastgoed BV, die deze direct doorverkocht aan de gemeente Amersfoort.
Interessant van het fabriekscomplex zijn alle verschillende bouwstijlen. Daaraan is niet alleen af te lezen hoe een fabriek in de loop der tijd groeit, maar ook is aan verschillende gebouwen de functie af te lezen en zijn bouwstijlen herkenbaar voor de betreffende tijd. Daarmee is het Wrner jenkinson een waardevol complex, juist door die diversiteit. Al een ander complex in Amersfoort, Rohm & Haas, heeft laten zien dat niet architectonische samenhang of stijlvastheid de waarde bepaald. Het zijn gebruiksartikelen van hun tijd, en daarmee historisch duidend ondanks het gebrek aan schoonheid.
In het fabriekscomplex Warner Jenkinson zijn na het vertrek van de verffabriek jarenlang De WAR, kunstateliers, de Spullenmannen en Fablab gevestigd geweest. Zij zorgden voor het voortbestaan van de gebouwen en duidden de historische betekenis ervan met een waardenstellend onderzoek. De gebruikers hadden een plan tot behoud van de alle gebouwen opgesteld. In dat plan werden oneigenlijke toevoegingen gesloopt, waardoor de oorspronkelijkheid van de verschillende bouwdelen beter tot zijn recht komt. Het geheel zou tot een duurzaam behoud van een bijzondere fabriek moeten leiden. Dat mocht niet zo worden.
Eind 2016 heeft de gemeente Amersfoort besloten tot verkoop van het complex aan een projectontwikkelaar. In de eerste schetsen lijkt er minder waarde gehecht te worden aan de ongeordendheid en de beslotenheid van het complex. De toekomstige waarde van het fabriekscomplex aan het Eemfront is nog ongewis.
Datering | 1881-2002 |
Adres | Geldersestraat 6, 3812 PP Amersfoort (vh Kleine Koppel 39) |
Soort | industriële omgeving en gebouwen van cultuurhistorische waarde |
Trefwoord | aan water verbonden en centraal in het land gelegen bedrijvigheid |