In Utrecht is in 2020 een soepfabriek gesloopt. De met de Veilinghaven verbonden fabriek mocht niet herbestemd worden. De fabriek was modern in het maken van droge soepen. Vroeger kwamen de diepvriesmaaltijden van Iglo uit deze fabriek. De historie gaat nog verder terug.
Het begon allemaal in de jaren 1920. Om de groeiende bevolking van voeding, werk en woonruimte te voorzien werden grote plannen gerealiseerd. Tussen 1922 en 1928 legde Utrecht een nieuwe veilinghaven aan, een nieuw knooppunt in de handel tussen de tuindersbedrijven in de omgeving en de afnemers: handelaren, fabrieken en winkeliers. Met een aftakking van het Merwedekanaal kwam de veilinghaven tussen het kanaal en de Croeselaan te liggen.
De veilinghal zat eerst in een tijdelijk gebouw, tot die tijd stond het op het Paardenveld. Het houten gebouw voldeed tot 1926. Een nieuw veilinggebouw met veilinghal is ook in 1928 geopend. Het nieuwe veilinggebouw paste in het grote plan om in dit gebied tussen de Croeselaan en het Merwedekanaal een handelszone te creëren. Niet alleen voor de handel in groenten en fruit, ook voor vee. Het voorgebouw staat nog in de wijk Parkhaven, de hal is in 2003 verwijderd.
De groenten- en fruitveiling werd gerealiseerd door de gemeente Utrecht, de exploitatie werd gedaan door een coöperatie. Zij pachtte het gebouw met het omliggende terrein. De haven werd door de gemeente geëxploiteerd. De versterking van deze coöperatie met alle belanghebbende partijen zorgde uiteindelijk voor een groeiende omzet en de uitbreiding naar nieuwe activiteiten. In de coöperatie waren niet alleen de tuinders georganiseerd, ook de kleinhandelaren in groenten en fruit.
Er was ook ruimte om de veemarkt, die tot die tijd op het Vredenbur werd gehouden, te verplaatsen naar dit nieuwe bedrijventerrein aan de Croeselaan. Het Vredenburg kwam na verhuizing van de veemarkt beschikbaar voor de Jaarbeurs. De in 1928 nieuw opgeleverde veemarkthallen waren een gemeentelijk initiatief. De gemeente hield de controle over dit ‘marktwezen’, zoals ze dat ook over het slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg hield. Maar dezelfde Jaarbeurs had in de jaren die volgden niet genoeg aan het Vredenburg. Voor de grote Jaarbeursdagen kwamen elk jaar tijdelijke tentoonstellingsgebouwen te staan aan de Veemarktstraat.
Het veilingterrein en -haven werd ook aangesloten op het spoorwegnet met een speciaal aangelegde veilinglijn. In de spoorlijn mocht fabrikant Frans Smulders (fabriek Croeselaan 6) twee spoorweghefbruggen realiseren. Van die hefbruggen is het exemplaar in de Dichterswijk bewaard gebleven.
Na de crisisjaren van de jaren 1930 kwamen er nieuwe initiatieven. De conservenindustrie voor groenten- en fruit was voornamelijk in particuliere handen. De conservenindustrie begon met het inblikken van groenten en fruit, later kwam daar glas bij. Bekende producten waren de langer houdbare seizoensgroenten en fruit (appelmoes) en de zuurwaren als augurken en uitjes. Zuurkool bleef een belangrijk Nederlands product.
Een nieuwe techniek voor het duurzaam conserveren van groenten en fruit werd uitgevonden: de diepvries. Het snel invriezen van vele producten bleek de goede eigenschappen en de versheid van het product te conserveren. Zo kon ook bijvoorbeeld een typische seizoensgroente als spinazie geconserveerd worden met behoud van haar smaak en vitaminen. Niet dat er thuis diepvriezers kwamen, dat was veel later. Vele gemeenten, zoals ook Utrecht, hadden verkooppunten voor diepvriesvlees. Vandaag gekocht kon het dezelfde of volgende dag bereid worden. Naast vlees konden ook groenten op deze wijze verkocht worden. Maar de investeringen in snelvriezen waren hoog, veel hoger dan voor verwerking in blik of glas nodig waren. Uiteindelijk kreeg Nederland drie grote diepvries conservenfabrieken. Een van die drie kwam in Utrecht, de anderen in Leiden en Venlo.
De gezamenlijke tuinders, kleinhandelaren en veilingorganisaties en de Raiffeisenbank van Utrecht ontwikkelden een plan voor het nieuwe conservenbedrijf. De gemeente faciliteerde het initiatief. Naar een eerste ontwerp van stadsarchitect J.I. Planjer werd de verwerkingsfabriek voor groenten en fruit aan de Veilingstraat gebouwd, later veranderde het adres in de Heycopstraat. In 1941 opende de Winterzon Conserven N.V.. De fabrieksgebouwen stonden er in 2019 nog. In de oorlogsjaren tussen 1940 en 1945 werd het diepvriesbedrijf geconfisqueerd en kwam onder controle van de Duitse bezetter te staan. Er werd toen ook volop geproduceerd.
Na de oorlog kwamen alle drie Nederlandse diepvriesbedrijven, Winterzon in Utrecht, VITA in Leiden en Nordland in Venlo, onder controle van de Nederlandse overheid. De coöperatief verenigde tuinders namen in 1948 deze ‘oorlogskindjes’ over. Ze werden over de streep getrokken door de Engelse ‘Cooperative Wholesale Society’. Deze organisatie met 24.000 winkels in Groot Brittannië was sterk geïnteresseerd in een betrouwbare leverancier voor de in Engeland populaire diepvriesproducten. Voor de tuinders was het duidelijk dat deze exportkans voor Nederlandse groenten en fruit aangegrepen moest worden. De ‘Cooperative Wholesale Society’ nam een aandeel van 50% in de onderneming, de andere 50% ging naar de verenigde tuinders.
Onder deze nieuwe eigenaren werd de naam Winterzon in 1953 gewijzigd in VITA. De naamswijziging ging gepaard met een grote uitbreiding van de fabriek in Utrecht. Naar een ontwerp van architect J.J.H. van Leeuwen werd in 1953 een nieuwe diepvriesinrichting met schoorsteen gerealiseerd. De schoorsteen is verdwenen, maar ook deze gebouwdelen maken nog steeds deel uit van het complex. Het VITA mannetje kwam op alle producten en advertenties te staan:
Het assortiment aan diepvriesgroenten en -fruit werd met vis uitgebreid. De aanvoer van groenten en fruit was uiteraard seizoensgebonden. In april begon de aanvoer van spinazie, gevolgd in mei door de aardbeiencampagne, in juni de doperwten, sperziebonen en nog weer iets later de wortelen. Er werd veel geadverteerd om aan personeel te komen. Gehuwde vrouwen die iets wilden bijverdienen door groenten en fruit schoon te maken of ‘nette’ meisjes voor de inpakafdeling. Maar de fabriek had ook behoefte aan machinisten, allround monteurs, vrieshuisbedienden, analisten, vertegenwoordigers etc..
De tijden waren aan het veranderen. Productbeleid, reclame en marketing deden hun intrede. Daarnaast speelde de opkomst van merkproducten versus de producten die in fabrieken van de winkelbedrijven werden gemaakt. In 1958 is VITA met vestigingen in Utrecht, Leiden en Rotterdam, overgenomen door Unilever. In Unilever zagen de coöperaties de meest geschikte kandidaat om met de producten een grotere consumentenmarkt te bereiken. Dit bedrijf zette de productie van diepvriesgroenten in Utrecht voort en de groei van het bedrijf ging door. Het hoofdkantoor van VITA Unilever kwam in Utrecht op het adres Nijenoord 1A.
Al in 1959 kreeg de gemeente Utrecht het verzoek of er voor uitbreiding van de fabriek aan de Veilingstraat mogelijkheden waren. VITA zag die namelijk aanpalend aan het terrein, alleen lag daar een deel van de veilinghaven. De gemeente stelde f 300.000 beschikbaar om de haven te dempen en het terrein bouwrijp te maken. De Utrechtse IJs-, Koel- en Vriesbedrijven werd met haar op het terrein staande gebouw door de gemeente uitgekocht. VITA besloot tot het overkappen van de tot die tijd in de openlucht aanwezige wasinrichting van groenten en fruit en de groenten-blancheerafdeling.
In het jaar 1960 kregen grote veranderingen hun beslag. Unilever nam in dat jaar het bedrijf Aardenburg in het Drentse Hoogeveen over en het bedrijf ‘De Hoop’ in het Groningse Onnen. Aardenburg verwerkte groenten en fruit in blik. Fabriek ‘De Hoop’ was maker van room- en consumptie-ijs. Unilever had inmiddels een nieuw product op de markt gebracht: kant-en-klaar diepvriesmaaltijden onder haar merk Iglo. Vervolgens ging Unilever reorganiseren. Alle VITA fabrieken en de nieuwe vestigingen kregen de naam Iglo. Voor de werknemers veranderde er ook veel: Unilever voerde de vijfdaagse werkweek in. In Utrecht veranderde meer.
De vestiging Utrecht had steeds meer moeite om in de groentencampagne voldoende personeel aan te trekken. Besloten werd de verwerking van groenten en fruit te concentreren in Hoogeveen. Bij die fabriek kwamen twee nieuwe vrieshuizen te staan. Unilever plaatste in Utrecht de vestiging voor de diepvriesmaaltijden. Ook daar werd geïnvesteerd: in 1961 werd vergunning aangevraagd voor het oprichten van een vrieshuis en kantoorruimte. In 1962 is het f 1.600.000 kostende bouwwerk in gebruik genomen, de officiële opening was op 18 juli 1962 door burgemeester C.J.A. de Ranitz. De 12.500 m3 aan inhoud werd afgekoeld tot -25 tot -30 graden Celsius. Het pand staat nu bekend als de vestiging van Bo-Rent. De vestiging van VITA in Leiden werd gesloten. Unilever plaatste de productie van de Vami ijsfabriek Amsterdam over naar Utrecht. En zo startte op deze vestiging de productie van consumptie-ijs van het merk OLA. Enkele jaren later ging de OLA naar een nieuwe fabriek.
Het vestigingenbeleid van Unilever veranderde voortdurend. In 1966 verplaatste het de Iglo-vestiging van Utrecht naar Hoogeveen. De 280 werknemers van de Utrechtse vestiging kregen iets anders te doen. Binnen de Unilever groep kwam de productie van Royco-soepen van Hartog in Oss naar de vestiging aan de Heycopstraat. De vestiging van Royco in Utrecht ontwikkelde zich geleidelijk tot specialist in pakjes soep. Het product ‘Cup a Soup’ werd in 1972 succesvol geïntroduceerd op de Nederlandse markt. Maar eigenaar Unilever ging in de jaren 1990 flink snijden in het aantal productnamen. Royco werd Unox. Ruim tien jaar later ging Unilever haar soepen maken in Polen, nu onder de naam Knorr.
In 2001 is de fabriek Royco Utrecht overgenomen door Campbell Soup Company. Bijna tien jaar later werd Intertaste de eigenaar van de ‘soepfabriek’ aan de Heycopstraat. Intertaste maakt in deze fabriek pakjes droge soepen voor verschillende afnemers. Intertaste (sinds 2018 deel van Euroma) heeft recent aangegeven dat ze verhuizing van de fabriek overweegt.
USINE heeft alle betrokken partijen in 2017 opgeroepen om in overleg te gaan over de toekomst van dit industrieel erfgoed. Overleg voor een duurzame toekomst van de Parkhaven met daarin het behoud van de fabrieksgebouwen (grotendeels) en het vrieshuis. Geen enkele reactie heeft dit van de betrokken partijen opgeleverd.
De soepfabriek heeft het terrein in 2018 verlaten. Alle delen van de fabriek zijn in 2020 gesloopt. Voor de vrieshal gaat dat binnenkort gebeuren. De locatie had een rijk industrieel verleden in Utrecht. De fabriek vormde een waardevolle schakel tussen de stedelijke tuindersactiviteiten in het verleden en de vroegere industriële verwerking van hun opbrengst tot consumentenproducten. De soepfabriek inclusief vrieshuis waren industrieel erfgoed en hadden daar met herwaardering en herbestemming een blijvende herinnering aan kunnen geven. Helaas, het is niet meer.
Voor dit artikel zijn de bronnen voornamelijk ontleend aan het Utrechts Nieuwsblad (Utrechts Archief) en couranten via Delpher.