We denken dat we de mooiste objecten door bescherming kunnen sparen voor sloop. De praktijk is anders. De collectie industrieel erfgoed blijft onder druk staan. De mooiste panden zijn verdwenen voordat er sprake was van bescherming. We moeten het inmiddels doen met de resten, en die verdwijnen ook.
Begin dit jaar zijn alle gebouwen van het voormalige Jongeneel terrein te Utrecht gesloopt. Op dit terrein was de houthandel sinds 1797 actief. Het oudste gebouw, een kantoorgebouw, dateerde uit uit 1916. Op de gevellatei stond de naam Jongeneel, verborgen achter het rclamedoek van de nieuw geplande ontwikkeling. Ook aan de Zeedijk stond de loods van tijdelijk gebruiker Kyteman, net als de panden met bovenwoningen van de fabriek voor suikerwerken vh Jos. de Leeuw uit circa 1880. Het is er niet meer.
Industrieel erfgoed is lang een vergeten hoofdstuk van de monumentenzorg geweest. Pas door initiatieven in de jaren 1980 is het bewustzijn voor behoud van gebouwen uit de industriële periode gegroeid. Nu was de industriële periode ook nog vers, het meeste is ontstaan na 1900 en de industrialisatie was rond 1980 al sterk teruggelopen. Voor veel fabrieken en bedrijfsgebouwen kwamen acties voor behoud te laat.
Nu zou je denken dat we wijzer geworden wat zuiniger zijn op de laatste restanten. Helaas, dat is niet het geval. Er zijn een aantal redenen daarvoor aan te voeren. Een belangrijke is het in de weg staan van restricties over wat tot monumenten gerekend mag worden. Een goede tweede is de moeizaam te verwerven politieke wil om (zelfs met behulp van eigenaren) gebouwen tot monument te verklaren. Een derde reden is de onverminderde druk op ‘schaarse grond’ voor woningbouw, en daarbij denken we nog steeds bijna uitsluitend aan sloop en nieuwbouw. De vierde en belangrijkste reden: de eigenaar heeft het voor het zeggen. De gemeente werkt daarbij ondersteunend, in het belang van de eigenaar en niet in het algemeen belang.
De criteria om een gebouw tot monument te verklaren, ook met hulp van de eigenaar, zijn streng. Een gebouw moet in zekere zin uniek zijn, bij voorkeur qua bouwstijl en zo nog wat punten. Voor bedrijfsgebouwen zijn een aantal van die criteria moeilijk. En zo gaan we geleidelijk het beeld krijgen dat een stad of woonplaats in het centrum en de directe omgeving alleen maar woningen, winkels, banken en kantoren had. Het verleden van de maakindustrie verdwijnt. En dat proberen we als USINE te voorkomen. Voor Jongeneel kwam dat streven te laat.