De Rijksstraatweg Abcoude – Vianen is de eerste verharde Rijksweg uit de koker van Napoleon. Het was zijn wens om een vlotte verbinding tot stand te brengen tussen Parijs en Amsterdam: Route National no. 2. Er werd een heel stelsel aan wegen ontworpen. Dat stelsel is in 1813 door Koning Willem I overgenomen en voltooid. De geplande wegen zijn tot op heden belangrijk.
In 1821 zijn de wegen omgedoopt tot ‘Nationale Hoofdwegen der 1e klasse’. Tol is op de Rijkswegen geheven tot 1899. De Rijksstraatweg nr. 2 diende aanvankelijk een militair belang in de verbinding van Amsterdam naar Parijs. Aangekomen vanuit Amsterdam in Abcoude volgt de weg de Angstel. Via de Coupure (foto boven) gaat de weg naar Baambrugge. Vervolgens volgt veel Rijksstraatweg en Straatweg langs de Vecht naar Maarssen. Bij Maarssen gaat de naam van de weg over in de Amsterdamsestraatweg. Deze kwam uit via de 1e Daalsedijk in Utrecht op de verharde weg langs de (na 1821) aangelegde Keulse Vaart, de Jutfaseweg en de Herenstraat, tot de Schipbrughaven in Vreeswijk. Tussen Vreeswijk en Vianen werd het veer al spoedig vervangen door de tot 1936 functionerende drijvende brug. Maar dat was in een tijd waarin bestrating werd vervangen door asfalt.
In veel gevallen konden bestaande wegen omgebouwd worden tot Route National. Het voornaamste gevolg was een kwaliteitsverbetering. De weg moest seizoenbestendig zijn, ook in de herfst en de winter. De Route Imperiale had een goede opbouw, om water af te voeren en een drogere toplaag te behouden, goed doorlatend zand in de onderlagen en puin boven. De standaardbreedte was vier meter, met uitzondering van enkele nauwe passages in de poorten en straten binnen de steden. De aanleg op al bestaande bredere wegen resulteerde in een smalle strook bestrating, daarbuiten was de zandweg goed genoeg voor voetgangers, hondekarren en handkarren. Dat voorkwam in het veengebied geen verzakkingen, onderhoud was een jaarlijkse verplichting.
De weg gaf een enorme stimulans aan de Utrechtse plaatsen Abcoude, Baambrugge, Loenersloot, Loenen, Breukelen, Maarssen, Utrecht, Jutphaas, Vreeswijk en Vianen. De economische activiteiten resulteerden in logementen, tolhuizen en vestigingen van middenstanders.
Het wegdek bestond uit klinkers tussen kantlagen van klinkers of Doornikse steen. Om te voorkomen dat de klinkers kapot gereden werden door de ijzeren wielvelgen van zware transportwagens, hadden de drukst bereden wegen een toplaag van een enkele centimeters dikke zandlaag. Te zware wagens mochten niet over de weg. Om het gewicht van de passerende wagens te kunnen controleren, was er in bij bijvoorbeeld Baambrugge een weegbrug geplaatst. Ook moesten de ijzeren wielvelgen van de wagens een minimum breedte hebben.
In opgang kwam de macadamweg, in 1832 uitgevonden door de Britse ingenieur J.L. McAdam. De macadamweg bestaat uit een dik pakket, opgebouwd uit lagen, doorlatend zand onder en vervolgens lagen van puin en breuksteen. De bovenste laag bestond uit fijner breuksteen, waarvan de tussenruimte werd opgevuld met zand of leem. Daarmee was de afwatering goed geregeld en door de hamerende werking van ijzeren wielbanden en paardenhoeven werd het oppervlak van de weg gaandeweg beter.
Meer straten in de provincie Utrecht heten Rijksstraatweg door hun ligging aan:
- N1 Amsterdam – Diemen – Muiden – Naarden – Bussum – Hilversum – Baarn – Amersfoort
- N2 Amsterdam – Duivendrecht – Abcoude – Loenen – Breukelen – Maarssen – Zuilen – Utrecht
- N11 Den Haag – Voorschoten – Leiden – Alphen – Bodegraven – Woerden – De Meern – Utrecht
- N12 Scheveningen – Voorburg – Zoetermeer – Gouda – Oudewater – De Meern – Utrecht
- N22 Utrecht – Maartensdijk – Hilversum – Huizen
- N23 Utrecht – De Bilt – Soest – Amersfoort
- N24 Utrecht – Zeist – Renswoude – Ede – Arnhem – Westervoort – Zevenaar – Elten
- N25 Utrecht – Bunnik – Doorn – Rhenen – Wageningen – Arnhem
- N26 Utrecht – Houten – Culemborg – Geldermalsen – Zaltbommel – Bois le Duc
- N27 Utrecht – Nieuwegein – Vianen – Gorinchem – Sleeuwijk – Oosterhout – Breda
- N28 Amersfoort – Nijkerk – Harderwijk – Wezep – Zwolle
- N29 Amersfoort – Voorthuizen – Apeldoorn
- N30 Nijkerk – Barneveld – Renswoude – Veenendaal – Rhenen
Door de automobiel werden snelheden voor het eerst hoger dan 15 km/uur! Nu ging nog niet direct alles zo snel. Een chauffeur vertelde in 1910 dat hij op een vijf uur durende rit van Utrecht naar Amsterdam en terug slechts vijf lekke banden had gehad! Door de snelheden van het gemotoriseerde verkeer ontstond de behoefte aan rijden direct op de bestrating: de zandlaag op de bestrating moest er af. Het stuiven van het zand zorgde ook voor te grote slijtage aan de voertuigen.
Autoverkeer kwam pas na 1915 in voldoende mate om maatregelen te nemen. Ook het fietsverkeer profiteerde daarvan. De bestrating werd steeds beter om het comfort van het rijden tegemoet te komen, ook al reden er voor 1940 niet meer dan 100.000 automobielen in Nederland. Asfalt werd al na 1920 gebruikt, een restproduct van onze gasfabrieken en raffinaderijen, het was er het eerst als een luxe wegdek in de stad. Naast gebruik door auto’s was de verbetering van de weg ook goed voor het sinds 1920 opkomende bus- en vrachtvervoer.
Motorisering van het verkeer bracht meer horeca, garages en benzinestations, maar ook een drukte die pas in 1954 werd weggenomen door de aanleg van Rijksweg A2. Toen overschreed het aantal auto’s in Nederland de 250.000. De huidige Rijksweg A2 met tien rijbanen tussen Utrecht en Amsterdam bedient de meer dan 8,5 miljoen personenauto’s in Nederland.
Datering | 1811-1813 |
Adres | Abcoude, Baambrugge, Loenersloot, Loenen, Breukelen, Maarssen, Utrecht, Jutphaas, Vreeswijk en Vianen |
Soort | Tracé van cultuurhistorische waarde |
Trefwoord | aan wegen verbonden bebouwing |
.