Stadsverwarming: al in 1923 vond Utrecht een nuttige bestemming voor het koelwater van de elektriciteitscentrale. Het hete water gaat door geïsoleerde buizen naar gebouwen en huizen. Daar voedt het de warmtewisselaars voor de CV en de warmwatervoorziening. Ook de nieuwste wijken van Utrecht zijn er van voorzien. Naast de elektriciteitscentrales zijn de hulpwarmtecentrales daarvan zichtbare bakens.

Hulpwarmtecentrale stadsverwarming Kanaleneiland, foto 2015

Voor de westelijke stad met de nieuwe wijk Kanaleneiland is een derde hulpwarmtecentrale gebouwd. Deze staat sinds 1962 aan de Kanaalweg met drie gemetselde schoorstenen, olie-opslagtanks en bovengrondse expansiewarmtepijpen. Deze centrale is inmiddels buiten gebruik. Zij werkte met haar reserve-olietanks als de gaslevering haperde. De historie van de stadsverwarming in Utrecht is nog goed aanwezig.

Stadsverwarming begon in Utrecht in 1923. Het koelwater van een elektriciteitscentrale kan nuttig gebruikt worden: voor de verwarming van gebouwen. In 1923 werden tussen de elektriciteitscentrale in de Nicolaas Beetsstraat en het Algemeen Ziekenhuis aan de Catharijnesingel (AZU) de eerste leidingen voor warmtelevering aangelegd. Vervolgens sloot de Nederlandse Spoorwegen de administratiegebouwen waaronder de Inktpot aan op het systeem. Het werd het begin van de stadsverwarming, Utrecht was daarmee de eerste stad in Nederland.

Het warmtenet groeide met de omvang van de stad mee. De grote centrale aan het Merwedekanaal PEGUS I nam de warmtelevering in 1926 over en in 1956 kwam de PEGUS II centrale Lage Weide daarbij. In de buitenwijken kwamen hulpwarmtecentrales. Die situatie is heden ten dage niet veranderd.

Hulpwarmtecentrale Mijnlieff voor Overvecht

In 1968 is in en voor de wijk Overvecht de hulpwarmtecentrale ir. A.J. Mijnlieff in gebruik genomen, bovenstaande foto. De centrale is al vlot met een tweede eenheid uitgebreid en is gemeentelijk monument. Groeistad Nieuwegein heeft ook stadsverwarming met een hulpcentrale aan de Doorslag. In de nieuwe wijk Leidsche Rijn is stadsverwarming de basis. Daarvoor werd de elektriciteitscentrale Lage Weide vernieuwd, ook een gemeentelijk monument. Deze centrale heeft onlangs een uitbreiding gekregen met een eenheid gestookt op biomassa.

Voor een gegarandeerde levering werken de hulpwarmtecentrales bij pieken in de vraag (winterse dagen) of bij een storing. De eerste hulpwarmtecentrale werd de oude centrale aan de Nicolaas Beetsstraat (volledig vernieuwd in 1995). Door de groei van de stad en het warmtenet was er steeds meer capaciteit nodig. In 1948 is pal tegen het Maliebaanstation (nu Spoorwegmuseum) een tweede hulpwarmtecentrale gebouwd voor de oostelijke stad. Het gebouw staat er nog altijd maar is nu als magazijn in gebruik bij het museum.

Exploitant van de stadsverwarming was de PEGUS, later Nuon en nu Eneco. Stadsverwarming is een belangrijk wapen tegen de CO2 uitstoot. Nieuwe of ingrijpend gerenoveerde panden voldoen inmiddels aan hoge isolatiewaarden. Daarmee wordt de warmtevraag sterk gereduceerd. De investering in een duur systeem van stadsverwarming kan lonen blijven als de warmtebron duurzaam wordt. Bij biomassa is daar twijfel over. Wordt aardwarmte de toekomst?

De hulpwarmtecentrale aan de Kanaalweg in Utrecht is met de drie schoorstenen in 2013 een gemeentelijk monument geworden. De schoorstenen mogen niet meer roken in dit nieuwe woongebied. Hopelijk is eigenaar Eneco van plan om andere delen van dit complex te behouden of te herbestemmen. Het zou zonde zijn als de olietanks, de indrukwekkende aansluitingen op de schoorstenen en de andere gebouwen verdwijnen. Met schoorstenen alleen houdt je de herinnering niet vast.

Datering1948, 1962, 1968
AdresKanaalweg 60a (foto, 1962), Esmoreitdreef 2 (1968-1970), Maliebaanstation (1948), allen te Utrecht
Soortindustriële objecten van cultuurhistorische waarde
Trefwoordnutsbedrijf voor de elektriciteitsvoorziening en stadsverwarming